Inleiding
Het grondbeleid van de gemeente Den Haag heeft als doel om de ambities op het gebied van ruimtelijk en sectoraal beleid te realiseren met locatie- en gebiedsontwikkeling. In de nota grondbeleid geeft de gemeente Den Haag inzicht hoe zij het grondbeleid vormgeeft (RIS302035 ).
In de Verordening Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch bezit gemeente Den Haag 2018 (RIS298629) zijn regels opgenomen als binnen locatie- en gebiedsontwikkelingen veranderingen optreden in het toekomstig grondgebruik (hierna genoemd: ‘de verordening’). Naast deze verordening is de Algemene verordening Financieel beheer en Beleid gemeente Den Haag 2019 (RIS300591 ) van toepassing. Ook moet worden voldaan aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Met de inzet van diverse grondbeleid instrumentaria als middel om belangrijke ambities van de gemeente te kunnen realiseren, zijn dat onder andere het volgende:
In het kader van het urgentieprogramma betaalbare woningbouw wordt afgewogen op welke wijze de mogelijke instrumenten in het grondbeleid optimaal kan worden ingezet om projecten te realiseren of te versnellen, dan wel de programmering in lijn te brengen met de ambities in het coalitieakkoord. In het coalitieakkoord zijn de ambities ten opzichte van de woonagenda 2020-2023 (RIS305711) verder opgeschroefd naar 30% sociaal, 25% middeldure huur (met instandhoudingstermijn van minimaal 20 jaar) en 25% betaalbare koop (tot normbedragen NHG). Voor CID gelden de volgende normen: 30% sociaal, 20% middeldure huur en 20% betaalbare koop.
Het is ook de ambitie om de groei en verdichting van de stad binnenstedelijk te faciliteren en samenhang te brengen in het vergroenen en verduurzamen.
Met de Economische Visie Den Haag 2030 is ingezet op een brede economische groei, onder andere door het verbeteren en verdichten van bedrijventerreinen voor het MKB, op kansrijke locaties nieuwe bedrijventerreinen realiseren, maar ook het stimuleren van nieuwe kantoor- en bedrijvenlocaties, door versterking van de spin-off van Den Haag als internationale Stad van Vrede en Recht en het halen van meer evenementen en congressen naar de stad.
De uitvoering van de Kadernota Duurzaamheid wordt versneld. Met het vastgestelde Stedelijk Energieplan Den Haag (RIS306869 ) zijn er 10 wijken aangewezen als groene energiewijken. In de Transitievisie Warmte (RIS310442 ) is vervolgens voor elke buurt in Den Haag toegelicht wat goede technieken zijn voor verwarmen met schone energie, zoals nieuwbouw op lage temperatuur bronnen. In toekomstige ontwikkelgebieden zal rekening gehouden moeten worden met de capaciteit van de openbare ruimte en soms ook met ruimte binnen nieuwe gebouwen.
Voor hoogbouw wordt aangesloten op de nota Eyeline & Skyline (RIS 298448 ).
De beleidsmatige doelstellingen die in het Coalitieakkoord zijn benoemd, en waarvoor –mogelijk- actief grondbeleid wordt gevoerd, zijn samengevat in onder andere de volgende beleidsdocumenten:
- Agenda ruimte voor de Stad (RIS 295016 )
- Nota Haagse Hoogbouw: Eyeline en Skyline (RIS 298448 )
- Woonvisie Den Haag (RIS 296833) en Woonagenda 2020-2023 (RIS 305711 )
- Bedrijfshuisvestingstrategie Den Haag (RIS 303177 )
- Urgentieprogramma Kantoren gemeente Den Haag (RIS 303984 )
- Economische visie Den Haag (RIS 303550 )
- Stedelijk Energieplan (RIS306869 )
- Nota Duurzaamheid (RIS 301829 )
- Agenda Groen (RIS 294705 )
- Kadernota Openbare Ruimte (RIS 249315 )
De gemeente blijft vasthouden aan een actieve opstelling binnen de grote gebiedsontwikkelingen CID, Binckhorst, Zuidwest. Voor elk gebied is een integraal programmaplan opgesteld met inzet van maatregelen voor de komende 4 jaar en een doorkijk voor de langere termijn. Een deel van de maatregelen worden bekostigd uit kostenverhaal of zijn/worden opgenomen in een gemeentelijke grondexploitatie. Om de beoogde groei van de stad mogelijk te maken zijn (rijks-)subsidiegelden onontbeerlijk. Zeker voor de drie grote gebieden zullen waar mogelijk plannen worden ingediend voor een bijdrage, zoals de Woningbouwimpuls. Cruciaal daarbij is echter dat daarbij dan ook voldoende gemeentelijke middelen worden vrijgemaakt aangezien het cofinanciering betreft tot maximaal 50% (daar niet alle kosten voor bijdrage in aanmerking komen).